, [], Whether the essence of theft consists in taking another's thing secretly?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [24]Het gelaat huns aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden [25]spreken zij vrij uit, [26]gelijk Sodom; zij verbergen ze niet. Wee hunlieder ziel; want [27]zij doen zichzelven kwaad. 24. Dat is, men kan het uit hun aangezicht bespeuren, dat zij boze, onbeschaamde mensen zijn. Anders: de hardnekkigheid van hun aangezicht; in welke betekenis het Hebreeuwse woord ook genomen wordt Job 19:3. 25. Dat is, roemen zij. Hebreeuws, verkondigen zij. 26. Dat is, gelijk de inwoners van Sodom. Zie Gen.13:13, en Gen.18:20, en Gen.19:5. 27. Te weten, met God den Heere door hunne zonden tot straf te verwekken. Zie van het Hebreeuwse woord gamal, Ps.13:6.